TRAINEN IS MEER DAN ALLEEN BANEN ZWEMMEN (DEEL 5: TECHNIEK 2)
2023-11-10, door: George Sieverding
Nieuwe column < Overzicht > Oude column
Ditmaal geen vragen doch een aantal zeer kritische op- en / of aanmerkingen natuurlijk betreffende 1 (Positie / ligging). Mijns inziens is de uitleg duidelijk. Dat betekent voor mij geen discussie.
Net als iedereen zoek ik weleens iets op in Wikipedia. Ik ben niet geschrokken maar compleet verbijsterd over de beschrijvingen betreffende de BC, het gebrek aan visie en de methodiek van het aanleren.
In dit deel (Deel 5: Techiek 2) komt het accent te liggen op de Armen (A), Benen (B) en de Combinatie (A + B = C).
Armen
De A bestaat uit 2 onderdelen te weten de contrafase en de stuwfase. Tijdens de contrafase wordt de A over het water voor de schouder geplaatst. Tijdens de stuwfase wordt de A NIET van voren naar achteren gehaald doch zoveel mogelijk vastgezet. Het lichaam moet zich van achteren naar voren verplaatsen. Ik gebruik hiervoor altijd als voorbeeld: pak de ringen vast om tot streksteun te komen. De ringen zitten los en zakken terwijl je kracht zet. Conclusie: je blijft op dezelfde plaats staan. De ringen (armen en handen) vormen een vast punt en het lichaam wordt omhoog verplaatst. Een optimaal functioneren wordt bepaald door het schoudergewricht.
Schoudergewricht
Het schoudergewricht, vergelijkbaar met de heup, is een kogelgewricht. Hierdoor kan de arm een draai van 360 graden maken en opzij worden bewogen. Dat biedt de mogelijkheden om mijn visie optimaal in praktijk te brengen, mits het schoudergewricht voldoet aan de eisen van de bewegelijkheid. Een aantal sporters wordt gehinderd, redelijk of geheel beperkt, door een zogenaamde "stijve schouderpartij".
Bespreek dit met een fysiotherapeut en / of voer, met zeer grote regelmaat, een aantal stretch oefeningen uit.
Lijnrecht tegenover dit probleem staat de instabiele schouder met als belangrijkste oorzaken: hypermobiliteit (genetisch bepaald), uitrekking door herhaling (banden en pezen) en / of een traumatische actie (schouder uit de kom).
De fysiotherapeut zal in deze situatie allereerst stabilisatie oefeningen voorschrijven.
Uiteindelijk zijn de mogelijkheden van het schoudergewricht bepalend voor de uitvoering van de A, te beginnen met de contra fase.
Contra fase
De techniek van de contra fase dient te worden gekoppeld aan 1 (Positie / ligging). Omdat in mijn zienswijze wordt gekozen voor een relatief hoge ligging betekent dat minder vormweerstand zoals beschreven in de vorige Column.
Om het voordeel van deze verminderde vormweerstand optimaal te benutten dient de contra fase in deze visie te worden aangepakt.
1.Het lichaam zo stil mogelijk houden (dus niet rollen rond de longitudinale as - lengte as).
2.Zorg dat de schouders zoveel mogelijk boven water blijven.
3.De bewegingen in het schoudergewricht uitvoeren zonder 1 en 2 te verwaarlozen.
Het einde van de contra fase is het zogenaamde insteken, dat relatief gezien tot de gehele contrabeweging een klein onderdeel is. Maar het vormt in combinatie met de catch (het eerste moment van het stuwen) wel een belangrijk deel van de armcyclus.
Als eindvorm wordt gekozen voor het zogenaamde "smalle sporen". De hand moet net over het water, relatief dicht langs het lichaam, naar voor worden bewogen. Dat vereist hoge schouders (zie het schoudergewricht) en hoge ellenbogen met ontspannen onderarmen en handen. In de methodiek om hiertoe te komen hanteer ik een aantal oefeningen (terug te vinden in de boeken en films "Techniekoefeningen in Woord en Beeld") en deze methodisch te plaatsen en altijd weer te herhalen met veel variatie en overdrijvingsvormen. In deze methodiek wordt wederom afgeweken van de standaard opzet. Accenten tijdens de oefenstof:
-gestrekte A (met 4 basisvormen);
-gebogen A (eveneens met 4 basisvormen);
-combinaties van gestrekte en gebogen A (een veelheid van vormen);
-wederom de combinaties van A (concentratievormen).
Het resultaat zit in de kracht van de herhaling.
Stuw fase
Tijdens de stuw fase dient het lichaam van achteren naar voren te gaan. Dat kan slechts gebeuren als de arm en de hand zoveel mogelijk "stil blijven staan". Omdat het water in beweging komt, moet er steeds "zogenaamd stilstaand water" worden gezocht. Dit dient te gebeuren door de arm en de hand zijwaarts te bewegen zodat er een vorm van een omgekeerde S wordt uitgevoerd. Bij het uitvoeren van dit patroon dient rekening te worden gehouden met een tweetal uitersten te weten:
1.niet of nauwelijks over de longitudinale as (lengte as);
2.niet te ver buiten het lichaam.
Bij overschrijding (en) ontstaat er een disbalans hetgeen extra weerstand betekent.
In principe is de stuwbaan smal.
Vanaf de catch, het startmoment van de stuwbaan, tot en met de duw fase, het laatste stuk van de stuwbaan, moet getracht worden zoveel mogelijk "water te pakken". Dit houdt in dat de techniek van de catch, de insteek, ontzettend belangrijk is. In de literatuur wordt veelal het insteken met de duim geadviseerd. Ik daarentegen breng het insteken met bijna platte hand, vingers naar voren gericht, in praktijk.
In deze is de positie van de ellenboog van groot belang, De ellenboog moet "stil staan" en zeker niet achterwaarts worden bewogen. In dat geval kan de onderarm en hand nauwelijks stuwen en wordt er gesproken over slippen. Voorkom dus het trekken aan de ellenboog.
De snelheid van de stuwbaan kan in tweeën worden opgedeeld:
1.buitenwaarts relatief langzaam;
2.binnenwaarts relatief snel.
Omdat het ontwikkelen van het stuwgevoel verre van eenvoudig is, zijn er reeksen oefeningen die deze ontwikkeling kunnen ondersteunen. Hiervoor hanteer ik wederom een aantal oefeningen:
1.wrikken in alle standen van het lichaam en....in alle richtingen;
2.achterwaarts borstcrawl zwemmen;
3.met gebruik van hulpmiddelen (pull buyo en peddels);
4.via 4:1, 4:2, 3:1, 3:2, 2:1, waarbij het eerste getal voor vooruit staat en het tweede voor achteruit.
Ter toelichting van 2:
Het ellenboog gewricht is een scharniergewricht. Bij het voorwaarts zwemmen kan dit problemen (zie eerder) opleveren. Bij achterwaarts zwemmen zit het gewricht op slot hetgeen:
1.optimaal stuw gevoel oplevert;
2.de baan van de doorhaal goed kan worden gecontroleerd (bij onjuist doorhalen gaat het lichaam zijwaarts bewegen).
Benen
B bestaat eveneens uit een tweetal onderdelen namelijk de contra fase en de stuw fase. Zowel in de opwaartse beweging als de neerwaartse beweging is sprake van stuw momenten. Deze vallen het beste waar te nemen als er met zwemvliezen wordt geoefend. Minder goed waarneembaar tijdens het zwemmen met zoomers en heel moeilijk aan te voelen bij het zwemmen van de B zonder hulpmiddelen.
In de video- en boekenserie "Techniekoefeningen in Woord en Beeld" presenteer ik een reeks oefeningen die zich kenmerken door een grote variatie in:
1.gebruik van hulpmiddelen;
2.posities van het lichaam;
3.en het toepassen van de B tijdens techniekvormen van andere disciplines en bewegingen.
Zoals eerder gemeld is het gebruik van de B nog altijd in ontwikkeling. Inmiddels gaat een steeds groter aantal zwembad zwemmers ook op de langere afstanden gebruik maken van een ondersteunende zes-takt. Blijft vooralsnog de vraag of dit ook op de triatlon valt te verwachten gelet op de beide onderdelen (fietsen en lopen) die nog volgen en waarbij de B optimaal moeten presteren.
Combinatie
A + B = C. Op zich logisch maar ontzettend moeilijk om tot een juiste toepassing te komen. Allereerst moet naar de natuurlijke aanleg worden gekeken in combinatie met de discipline en afstand. Het aantal mogelijkheden lijkt groot, doch ik beperk mij tot:
1.zes-takt (in ieder geval voor de sprinters en midden afstanden in het zwembad, doch inmiddels ook meer en meer voor de stayers in het zwembad en het open water. De vraag betreffende de triatlon rest (zie eerder);
2.vier-takt
3.twee-takt cross
4.het onregelmatig gebruik bij triatleten onder invloed van een wetsuit.
Over het inpassen van de B bestaat veel discussie. Als het echter voor iedereen duidelijk is dat de tijdsduur van de stuwbaan ten opzicht van de contrabaan langer is, dan is het niet meer dan logisch dat tijdens de stuwbaan van een A er 2 stuwbewegingen B + 1 contrabeweging B plaats vinden. Om tot een zes-takt te komen dienen er dan 1 stuwbeweging + 2 contrabewegingen tijdens de contrabaan te geschieden.
Om te voorkomen dat er te gedetailleerd naar dit onderdeel wordt gekeken en het nauwelijks meer te volgen lijkt, wil ik over 2 - 3 en 4 vermelden dat de onderbrekingen, in welke vorm dan ook geen onnodige zijwaartse afwijkingen ten gevolge hebben.
Correctie van de positie neemt toe naarmate de keuze valt op 2 - 3 of 4.
Tips:
1.Glijslagen, heel en half.
Een hele glijslag wil niets anders zeggen dat er altijd wordt gestart met de volgende beweging nadat beide A te samen voor het lichaam zijn gebracht.
Een halve glijslag wil zeggen dat de voorste A start als de bewegende A begint aan het laatste deel van de contra fase namelijk bij het insteken.
Deze vormen pas ik eindeloos toe tijdens de techniekopdrachten.
2.Steigerungs, bewegingssnelheid en zwemsnelheid.
Bij de bewegingssnelheid gaat het aantal bewegingsherhalingen fors omhoog waarbij de snelheid laag blijft. De bewegingssnelheid gaat per baan van laag naar hoog.
Het omgekeerde speelt bij de zwemsnelheid. Hierbij gaat loopt de zwemsnelheid per baan op.
Meer dan 100* A op 1 baan is geen uitzondering.
3.Twee- of meer tallen.
Veel oefenstof kan worden uitgevoerd door twee- of meer tallen. Dit kan zowel naast als achter elkaar. Naast elkaar kan bovendien nog worden geactiveerd door het vasthouden van de zogenaamde binnen hand gedurende de hele beweging (contra en stuw).
4.Hulpmiddelen, plankjes - pull-buoys - peddels - snorkels - zoomers.
Deze hulpmiddelen hebben allen hun specifieke inzetbaarheid. Per opdracht kan het gebruik ook verschillen. Daarnaast is er ook een grote variatie bijvoorbeeld in de maatvoering.
(wordt vervolgd)
Nieuwe column < Overzicht > Oude column
|