IN HET RIET: KLASSEMENTEN (deel 1)2011-08-09, door: George Sieverding Nieuwe column < Overzicht > Oude column Op 14 augustus 1888 besluit een vijftal zwemverenigingen, AZ 1870 (nu KAZ 1870) – Arnhemse Zwemclub – Goudse Zwemclub – Hollandse Dames Zwemclub en Leidse Zwemclub 1886 (nu LZ ’86), tot de oprichting van een landelijke organisatie de Nederlandse Zwembond (NZB). In 1933 verkrijgt de NZB het predicaat Koninklijk (KNZB). Open Water zwemmen in het algemeen en Open Water wedstrijden in het bijzonder dateren al van ver voor de oprichting in 1888 en is geleidelijk uitgegroeid tot een groot en belangrijk onderdeel van de KNZB. In 1948 worden de eerste landelijke Open Water klassementen, voor dames en heren op de vrije slag, georganiseerd. De opzet van een klassement: per wedstrijdseizoen worden de twee snelste 2*2 en 2*3 kilometers bij elkaar opgeteld. De snelste totaaltijd over 10 kilometer wint. Deelname aan meer wedstrijden vergroot de kans op tijdsverbetering. De jaarlijkse strijd om de Zwemkroniek Bekers is een feit. In 1967 worden de schoolslag klassementen toegevoegd. Ook voor de verenigingsklassementen, de optelsom van de 3 snelste dames of heren op zowel de vrije slag als de schoolslag, komen Zwemkroniek Bekers . De kritiek tegen deze opzet blijft groeien. Op zogenaamde “snelle banen” wordt niet zelden een onrealistische tijd neergezet. Ondanks officiële landmeterverklaringen slaagt men er niet in dit probleem afdoende te ondervangen. In 1988 is het zover. Na jarenlange strijd worden de klassementen niet langer beslist op tijd doch op punten. Per wedstrijd ontvangt de winnaar 300 punten per kilometer. De achterstand van de andere deelnemers wordt eveneens in punten per kilometer omgerekend en vervolgens afgetrokken van de 300. Per onderdeel wordt een minimaal aantal vereiste kilometers, voor het eindklassement, bepaald. Het probleem van de zogenaamde “snelle banen” is hiermee ondervangen. De baanlengte heeft geen invloed meer op de telling. Ook wordt het gemakkelijker om meerdere meetellende afstanden per wedstrijddag te zwemmen. Aanvankelijk is er een zeer groot aantal sporters, trainers en coaches voorstander van deze opzet. Toch ontstaat er onder de insiders al heel snel een groeiend gevoel van onbehagen. De jacht op baanrecords verdwijnt, uiteindelijk toch niet de bedoeling van de sport. Nu wordt te vaak berekenend gezwommen. Het gaat niet meer om de tijd doch om de punten en daarmee is het niveau dramatisch gedaald. Zelfs op banen met de juiste afmetingen worden verschillen van minuten geconstateerd. De kritiek op het systeem: snelste 2*2 + 2*3, is niet geheel onterecht. Zeker op wedstrijddagen met zogenaamde dubbels. Klassementen winnen of verliezen door een verkeerde wedstrijdkeuze past niet in de visie van gelijke kansen. Voorstanders van het systeem zijn van mening dat één erkende wedstrijd per dag vrijwel alle problemen oplost. Tevens verzekert het een organisatie van maximale deelname en geen onnodige splitsing over meerdere wedstrijden. Tegenstanders scoren echter een punt met het argument van één wedstrijd missen en het kan gedaan zijn. Een puntentelling die in veel sporten wordt gehanteerd. Niet voor de eerste en helaas vermoedelijk ook niet voor de laatste keer wordt de aandacht gericht op het probleem van eventuele dubbels. Alhoewel het niet direct tot problemen zal leiden bij bovengenoemde puntentelling, blijft de mogelijkheid van ongelijke kansen bestaan. Ook de spreiding van het deelnemersveld is in het nadeel van organisaties. Hierop wordt later teruggekomen. In deel 2 wordt nader ingegaan op het systeem van de puntentelling.
|
© George Sports 2018