2002-05-06, door: Huub Stammes, Bert Flier, Rudi Stroobants en Wouter Buist
Nieuwe column < Overzicht > Oude column
Redactie:
Vorige maand reageerde Bert Flier op een artikel in Triathlon Sport, het blad van de N.T.B., over frequenties geschreven door Frank Heldoorn: FREQUENTIE: LANGZAAM HARD OF HARD LANGZAAM?. Bert schrijft: "ik bespreek eerst de delen van het artikel van Heldoorn waarover ik van mening verschil. Daarna geef ik de frequentiebenadering van ATP weer, waarbij ik aan de hand van een aantal voorbeelden hoe je frequentie in zowel het zwemmen, fietsen als het lopen kunt trainen".
Tijdens de bekende zaterdagochtendtrainingen in Zeist, de weken hierop volgend, bleek "Langzaam Hard of Hard Langzaam" veelal het onderwerp van discussie. Met name Huub Stammes, trouw bezoeker van deze trainingen en technische directeur van de K.N.W.U, meende met een reactie te moeten komen, waarop Bert weer heeft gemeend te moeten reageren. Vervolgens kwamen Rudi Stroobants, een bekend Belgisch triatleet en tevens trainer, en Wouter Buist, bewegingswetenschapper en triatleet, eveneens tot een reactie, terwijl Ronald Boers vanuit Italië heeft laten weten eveneens graag te willen reageren. Gezien de "zwaarte" van het artikel en de reacties lijkt het de redactie van belang om hiervoor in de komende maanden nog enige ruimte beschikbaar te stellen. Derhalve wordt ieders reactie, uiteraard in redelijkheid, omtrent dit onderwerp geplaatst.
Reactie 1: | "ZONDE VAN MIJN TIJD" (Huub Stammes) |
Reactie 2: | "HET FREQUENTIESPEL VAN LUC KROTWAAR IN DE ROTTERDAM MARATHON" (Bert Flier) |
Reactie 3: | "CRANCKLENGTE EN TRAPFREQUENTIE" (Rudi Stroobants) |
Reactie 4: |
Reactie 4: |
"TRAINEN VAN FREQUENTIES" (Wouter Buist) Het trainen van frequenties Inhoudelijk ben ik het grotendeels eens met Bert. Hoewel ik bewegingwetenschapper ben wordt mijn beeldvorming meer bepaald door mijn ervaring als triatleet dan door mijn studie. Zelf heb ik goede ervaringen met het trainen van hoge frequenties en hiervan gebruik te maken in de wedstrijden. De wetenschappelijke benadering Voordat je begint met een wetenschappelijk onderzoek heb je een onderzoeksvraag nodig. Mijn onderzoeksvraag is: leidt het fietsen met een hoge trapfrequenties (boven 100 omwentelingen per minuut) tot betere prestaties met name in de triathlon op topniveau? Ik heb een kort literatuuronderzoek gedaan op internet. Van vrijwel alle onderzoeken is een samenvatting beschikbaar op Medline, een zoekmachine voor onderzoeksverslagen. Eigenlijk zou je hierna van de geschikte onderzoeken het gehele onderzoeksverslag moeten opvragen, maar daar heb ik de mogelijkheden voor. Voor meer achtergrondinformatie (figuren, grafieken e.d.) en een betere beoordeling van de onderzoeksopzet heb je dit eigenlijk wel nodig. De kern van de onderzoeken is wel redelijk goed te beoordelen aan de hand van deze samenvattingen. Veel onderzoeken vallen af omdat deze zijn uitgevoerd bij 'gezonde vrijwilligers'en niet bij getrainde wielrenners. Deze informatie is niet specifiek voor onze vraagstelling. Er zijn vele onderzoeken, waarvan de resultaten wijzen op lagere trapfrequenties van 60-80, zelfs bij getrainde wielrenners (Coast ea, 1986). Volgens Zoladz ea. (2000) is het maximale geleverde vermogen in een maximaaltest niet verschillend bij 60, 80 of 100 omwentelingen per minuut. Bij 40 en 120 omwentelingen per minuut was het maximale vermogen 60 Watt lager. Bij 120 omwentelingen was de zuurstofopname en ook de lactaatophoping hoger dan bij lagere trapfrequenties. De auteurs bevelen wel een hoge trapfrequentie (tot 100 omwentelingen per minuut) aan bij intensieve arbeid omdat bij deze frequenties een hoger maximaal vermogen hoort. Het geleverde vermogen in de wedstrijd is dan een kleiner percentage van het maximale vermogen. Het is aannemelijk dat er dan minder spiervermoeidheid optreedt Tot zover mijn literatuur onderzoekje. Het levert aantal aardige dingetjes op, maar ik wil benadrukken dat het geen volledig literatuuronderzoek is en dat er geen harde conclusies aan verbonden kunnen worden. Cranklengte en frequenties De snelheid van een fietser wordt bepaald door het verzet vermenigvuldigd met het aantal omwentelingen vermenigvuldigd met de wielomtrek (eventueel nog maal 60 (minuten) om te converteren naar km per uur). De cranklengte heeft echter geen directe invloed op de snelheid. Fietsen met kortere cranks maakt het gemakkelijker om een licht verzet snel te (blijven) ronddraaien. Langere cranks zorgen ervoor dat minder kracht nodig is om hetzelfde vermogen te leveren (door de langere hefbomen). Wat nu de optimale cranklengte bepaald is de vraag. Ten eerste natuurlijk lichaamslengte, maar heeft de beoogde wedstrijdfrequentie ook invloed? Het trainen van frequenties En nu de praktijk. Er is weinig informatie te vinden over het trainen van techniek en van frequenties. Ik vond een frequentietest voor baanwielrenners in het boek Wielertraining van Marco van Bon (8 seconden >200 is matig en <240 is uitstekend). Deze test wordt gebruikt om coördinatieve vaardigheden te meten. Wouter Buist Wouter: ook jij bedankt voor jouw bijdrage over dit boeiende onderwerp. |
In het artikel van Bert en de reacties wordt een aantal termen veelvuldig gebruikt:
Frequentie: aantal bewegingen per tijdseenheid.
Trapfrequentie: aantal omwentelingen van het pedaal per minuut (afgekort als tpm, opm, rpm).
Crank: de verbinding tussen de trapas en het pedaal van een fiets.
Cranklengte: afstand tussen de trapas en de pedaalas.
Verzet: het aantal tanden van het voorblad gedeeld door het aantal tanden van het tandwiel bij de wielas. De uitkomst geeft het aantal omwentelingen van het wiel aan bij 1 pedaalomwenteling.
Binnenbeenlengte: de afstand van de grond tot aan het kruis rechtop stad met de benen enigszins uit elkaar en zonder schoenen