DE ZUURSTOK (DEEL 3)

2025-10-18, door: George Sieverding

                                Overzicht    >    Oude column

Terwijl de fysiologische aspecten in de sport in het algemeen en de topsport uiteraard in het bijzonder van groot belang zijn, blijkt de vorm van een massa tijdens het bewegen misschien wel de doorslaggevende factor voor winst of verlies.
Met name de ontwikkelingen in de Formule1 maken duidelijk dat de geringste onnodige afwijkingen in de vorm van zeer grote invloed zijn op het uiteindelijke resultaat. Testen in windtunnels tonen aan dat het vinden van een optimale vormgeving onvoorstelbaar hoge eisen aan deskundigheid stelt, gekoppeld aan een juiste interpretatie van de telkenmale wisselende omstandigheden (circuit, weer e.d.).
Dit betreft de aerodynamica.
In dit derde deel ligt het accent op het zwemmen. Het resultaat bij het zwemmen wordt bepaald door de vormgeving ten opzichte van de weerstanden die bovendien nog explosief toenemen vanwege het medium water. In het water, vloeistof, is de weerstand vele malen hoger dan in de lucht (gas). Daarbij komt de bijzondere gecompliceerdheid van bewegen in water.
In deze wordt gesproken over de hydrodynamica.

De volgende factoren zijn van invloed op vormweerstand tijdens het voortbewegen in een medium:
-de kracht die op een voorwerp werkt tijdens het bewegen;
-de dichtheid van het medium waarin een voorwerp zich verplaatst;
-de relatieve snelheid van een voorwerp ten opzichte van het medium waarin wordt voorbewogen;
-de geprojecteerde oppervlakte van een voorwerp loodrecht op de bewegingsrichting;
-de weerstandscoëfficiënt, afhankelijk van de vorm van het voorwerp.
Bij het uitdokteren van de meest optimale wijze van voortbewegen tijdens het zwemmen.
Omdat er in de wedstrijdsport zwemmen sprake is van meerde disciplines (schoolslag, rug- en borstcrawl, vlinderslag) wordt in deze Column de borstcrawl onder de loep genomen.
De belangrijkste redenen:
-BC is de gemakkelijkste zwemtechniek (relatief uiteraard);
-BC is de snelste vorm van verplaatsen;
-BC wordt door alle triatleten als techniek gebruikt.

Zonder zeer gedetailleerd in te gaan op alle onderdelen van de borstcrawl (vanaf nu BC genoemd), allereerst de belangrijkste uitgangspunten te weten:
1.Ligging / positie
2.Contrafase armen
3.Stuwfase armen
4.Beenslag
5.Ademhaling
6.Bijzonderheden
Deze informatie is tevens terug te vinden in de boeken- en videoreeks "Techniekoefeningen ZWEMMEN in woord en beeld". Hierin zeer uitgebreid beschreven en getoond om de processen van aanleren - verbeteren en optimaliseren te ondersteunen. Uitgegeven in de jaren negentig door Marcel de Natris en George Sieverding.

1.Ligging / positie
Met inachtneming van de eerder genoemde factoren is er sprake van een drietal liggingen:
1.1.volledig gestrekt met het hoofd recht in het verlengde van het lichaam.
De vormweerstand wordt verkleind door een optimale vormgeving.
1.2.planeerstand waarbij wordt gekozen voor een extreem hoge positie ten opzichte van het water.
Door de planeerstand, motorboot, komt het lichaam meer op dan in het water te liggen.
De posities 1.1 en 1.2 worden voornamelijk gebruikt door wedstrijdzwemmers in het zwembad.
Op de langere afstanden, vanaf 200 / 400 meter, 1.1, tijdens het sprinten is 1.2 verstandig.
1.3.gestrekt lichaam met het hoofd onder ± 30 graden voorwaarts gericht.
Geldt in het bijzonder de open water zwemmers en de triatleten.
Uiteraard zijn er goede redenen om voor deze afwijkende ligging te kiezen te weten:
-de catch levert meer stuw rendement;
-gemakkelijker ademhalen in de golven;
-beter koers te houden;
-positie ten opzichten van tegenstanders beter te kunnen inschatten.
In de loop der jaren is een groot aantal triatleten in Zeist trainden en nu in Driebergen trainen aangesproken op een onjuiste ligging. Oplossing: uitleggen!

2.Contrafase armen
Hierbij gaat de voorkeur uit naar het zwemmen met hoge schouders en ellebogen.
Door de hoge schouders neemt de vormweerstand af terwijl het gevoelsmatig gemakkelijker is om eveneens de ellebogen hoog te houden.
Deze techniek maakt het mogelijk om "smal te sporen". Weinig zijwaartse bewegingen tijdens de af te leggen weg van achter naar voren.
Gedurende lange tijd was het zwemmen met gestrekte armen populair met name tijdens het sprinten.
Ook bij deze techniek blijven hoge schouders mogelijk. Wel moet de contrafase baan in één lijn van achter naar voren worden gebracht.
In het verleden kwam de combinatie van beide technieken regelmatig voor. Hoge ellenbogen gevolgd door een gestrekte arm tijdens de ademhaling.

3.Stuwfase armen
De verklaring voor het stuwen is vrijwel altijd de navolgende:
"de armen gaan onder het lichaam door naar achteren".
Helemaal waar bij sporters die de zwemkunst nauwelijks machtig zijn.
Zij hebben, op lage snelheid, teveel slagen nodig om een baan af te leggen.
Hoe dient de werkelijkheid van het stuwen eruit te zien?
Voorbeeld.
Een sporter staat in de zaal onder de ringen die niet zijn vastgemaakt.
De opdracht: ga naar streksteun.
Tijdens het kracht zetten zakken de ringen, het lichaam blijft op de plaats.
Dan worden de ringen vastgezet.
Vervolgens dezelfde opdracht.
Het lichaam wordt door de armen omhoog getrokken en in streksteun gebracht waarbij de ringen op dezelfde plaats blijven.
Zo dient het ook te gaan tijdens het zwemmen.
De armen / handen "zoeken" een punt waarvan zo optimaal mogelijk kan worden "afgezet".
Hoe hoger het technische niveau is des te minder de armen / handen achterwaarts worden bewogen.
Omdat hier sprake is van bewegen in het medium water dienen de handen, als stuwvlak, zich enigszins zijwaarts naar buiten, binnen en weer naar buiten te bewegen.
Hoe hoger de snelheid des te minder de zijwaartse beweging.

4.Beenslag
Het ritme van de beenslag wordt aangegeven ten opzichte van de armencyclus*.
Deze cyclus ziet er als volgt uit:
Als wordt gestart met de stuwbeweging van een arm dan valt het einde van die cyclus precies voor de start van de volgende.
6-takt: sprinters doch tegenwoordig zelfs tot en met de 1500.
4-takt cross: 800 - 1500.
2-takt: lange afstanden.
Helemaal niet: veelal bij triatleten.
*Let op: hierboven wordt gesproken over een cyclus. Tijdens de tellingen op zaterdagochtend wordt anders geteld: L - R - L als 1 - 2 - 3. Tellen tijdens de contrafase van de armen.

5.Ademhaling
Het uitblazen dient plaats te vinden tijdens de stuwfase van de armen.
Veel beginners maken de fout om uit te blazen boven water en dan nog snel in te ademen.
De wijze van ademhalen:
Lateraal (eenzijdig). Kan uiteraard zowel links als rechts gebeuren.
Bilateraal (tweezijdig). Om de 3 slagen komt het meeste voor. Tijdens de trainingen is het advies om Bilateraal 3 te zwemmen omdat dit de gelijkheid van de stuwfase van de armen ten goede komt.

6.Bijzonderheden
Hulpmiddelen. Het gebruik van hulpmiddelen kan als een instrument worden gezien voor algehele ondersteuning en zelfs het corrigeren van details.
De pull-buoy, peddels, snorkel, plank e.d. behoren tot de uitrusting van de sporter.
Meetapparatuur. "Meten is weten" vandaar dat meetapparatuur deel uit maakt van de hulpmiddelen van de trainer / coach.
Film- en fotoapparatuur. Ook dit maakt deel uit van zijn / haar hulpmiddelen.
Klokken. Grote klokken in het zwembad, chronometers om de pols van de sporter of in de handen van een trainer / coach zijn onmisbaar.

DE ZUURSTOK

Rest de vraag wat dit allemaal met DE ZUURSTOK te maken heeft?
Naast de eerder besproken fysiologische ZUURSTOK, is het ook verstandig te werken aan een technische ZUURSTOK. Het telkenmale dikker maken van de ZUURSTOK gebeurt door, met de genoemde technische gekozen opzet als uitgangspunten, specifieke oefenstof. Deze oefenstof bestaat uit:
-enkelvoudige oefenvormen;
-meervoudige oefenvormen;
-meervoudig gecompliceerde oefenvormen,
waarbij regelmatig gekozen wordt voor de hele glijslag als startpunt. Hele glijslag wil zeggen dat de inzet van een volgende beweging altijd zal plaats vinden nadat beide armen naast elkaar in positie zijn.

Voorbeeld oefenvormen:
-zwemmen met gestrekte armen (enkelvoudig);
-zwemmen met de ene arm gestrekt en de andere arm met een hoge elleboog (meervoudig);
-zwemmen met een arm gestrekt voor - achter - voor en de andere hoge elleboog voor - achter - voor (meervoudig gecompliceerd).
Om de concentratie betreffende de uitvoering optimaal te krijgen wordt deze oefenstof zeer gevarieerd aangeboden waarbij er sprake dient te zijn van logische opbouw van de oefenstof.
Hetzelfde geldt voor het achterwaarts zwemmen. Om een correcte baan af te leggen en optimaal te kunnen stuwen dient de arm / hand aan het einde van de doorhaal te worden gedraaid en onderwater in voorwaartse richting te worden bewogen. De voorwaartse snelheid van het lichaam wordt nu gestopt of zelfs omgezet in achterwaartse snelheid.
Voorbeelden oefenvormen:
4-1 (4 stuwbanen met één arm, vanuit hele glijslag, achterwaarts (doorhaal) bewegen gekoppeld aan één stuwbaan voorwaarts);
4-2, 4-3, 3-2, 3-1, 2-1.

De accenten bij deze oefenvormen:
-optimale concentratie;
-juiste techniek;
-lichaam kaarsrecht houden.
Deze oefenvormen worden vrijwel altijd uitgevoerd met behulp van een pull-buoy. Door peddels te hanteren wordt het gevoel voor het stuwen verbeterd. Het gebruik van een snorkel voorkomt eventuele ademhalingsproblemen.
Tenslotte: de oefenstof is met honderden oefenvormen dermate uitgebreid dat altijd moet worden gekozen voor algemene eindeloze maximaal gevarieerde herhalingen en individueel specifiek gekozen oefenvormen.
Als prettige en nuttige bijkomstigheid kan worden opgemerkt:
"wie het kleine niet leert, doet het grote verkeerd".
Eens goed geleerd betekent een prima vaardigheid tot in de lengte der jaren.

                                Overzicht    >    Oude column

© George Sports/NatriSoft 2025